Als je moeite hebt met het eten van een enkel koekje is deze aflevering voor jou. Waarom kan dit zo’n gevecht zijn en wat wil je hiermee? Door je een beter begrip te geven van de impact van suiker op je brein, help ik je om hier je weg in te vinden.
Het kan een opluchting zijn om je te realiseren dat niet iedereen even gevoelig reageert op suiker. Genotzucht kent gradaties. Laten we onderzoeken hoe dit eruit ziet en wat je opties zijn.
Daarbij is het goed om te weten dat genotzucht niets met je karakter te maken heeft en ook niet getuigt van een gebrek aan wilskracht. Dit besef bevrijd je van de schaamte die je hierover kan voelen.
Je luistert naar Etenslessen, de podcast met Marjena Moll en dit is aflevering 69.
Je luistert naar Etenslessen, de podcast over afvallen zonder dieet en het creëren van een geweldige relatie met eten. Mijn naam is Marjena Moll. Ik ben je coach en ik doe niets liever dan al mijn Etenslessen met je delen, waardoor je ontdekt hoe je afvalt zonder dieet en een vrouw wordt met een fantastische relatie met eten. Laten we beginnen.
Hallo. En toen was de wereld wit. Althans hier in Amstelveen. Prachtig. Echt zo mooi. Het is helemaal windstil en er hangt zo’n heerlijke knisperkou in de lucht en je voelt alleen die sneeuw zo onder je schoenzolen samenpersen. Kraak kraak. Magisch. Magisch! Ik geniet ervan. Ik hoop jij ook.
In deze aflevering wil ik het met je hebben over, ik noem het maar het suikervraagstuk. Wat wil je met suiker? En ik wil dit onderwerp voor je belichten, omdat de impact van de suiker die je eet vaak wordt onderschat. Als je een strijd met eten voert, dan is het belangrijk dat je je realiseert dat door het schrappen van suiker, het loslaten van suiker laat ik het zo zeggen, loslaten van suiker en het loslaten van witmeel dat op je insuline nagenoeg hetzelfde effect heeft als suiker. Het loslaten daarvan, het vele malen gemakkelijker maakt om een kalme relatie met eten te hebben waarin je geen genotzucht ervaart en geen strijd ervaart.
En dat maakt het misschien nog niet makkelijker voor je om die suiker los te laten. Maar de impact ervan, ik vind het wel heel belangrijk dat je je bewust bent van de impact ervan.
Dus laat ik dit voor je belichten in deze aflevering, zodat je hier een breder perspectief op krijgt en wat meer diepgang in je begrip van de impact van die suiker en van daaruit gemakkelijker je keuzes kan maken. Of in ieder geval je keuzes beter geïnformeerd kan maken. En dat helpt je natuurlijk bij het oplossen van je strijd met eten en het creëren van die fantastische relatie met eten waar je naar verlangt.
Ik dacht vroeger altijd dat de oorzaak van mijn strijd met eten te maken had met de manier waarop er bij ons thuis vroeger met eten werd omgegaan. Bij ons thuis waren traktaties bijna taboe. Die werden alleen in huis gehaald als we bezoek kregen of met feestdagen.
En ik kan me nog herinneren dat mijn moeder ooit marsepeinen aardappeltjes had gekocht en daar bijna carpaccio van sneed om ons af en toe een plakje toe te bedelen. Van die marsepein, terwijl ik half gek werd van genotzucht. En ik dacht dus dat ik gewoon last had van het verboden vrucht effect. Omdat die traktaties er zo zelden waren had ik er gewoon zo’n verlangen naar.
Maar jaren later, toen ik honderden vrouwen begon te interviewen over hun relatie met eten, werd mij duidelijk dat ik daar de oorzaak van mijn strijd met eten niet hoefde te zoeken, want ik kwam werkelijk alle varianten tegen. Ik sprak vrouwen die tegen mij zeiden: ik weet wel waar mijn strijd met eten vandaan komt. Bij ons thuis werd vroeger alles met eten gecombineerd. Alles werd met eten gedaan. Het was alsof we met eten communiceerden. Ja, lastige momenten, feestelijke momenten, gewoon bij elkaar zijn. Er werd continu eten aangeboden en daarin zie ik de oorzaak van mijn strijd met eten. Maar ik sprak ook vrouwen die tegen mij zeiden. Ik weet wel waar mijn strijd met eten vandaan kom. Bij ons thuis waren er nooit traktaties.
Dus of ze er nou altijd waren, nooit waren of gecontroleerd, blijkbaar was dat geen bepalende factor voor het ontwikkelen van een strijd met eten. Wat me ook opviel in al die interviews is dat het ook niet uit blijkt te maken of je uit een gezin komt waarin slank zijn en uiterlijk heel belangrijk werd gevonden, of juist helemaal niet. En als dat zo is, redeneerde ik. Waarin kan ik dan die bepalende factor vinden? Want als die opvoeding dus niet uitmaakt en hoe er met eten om wordt gegaan niet uitmaakt en of uiterlijk en slank zijn wel of niet belangrijk werd gevonden niet uitmaakt, wat blijft er dan over?
En wat ik ontdekte is dat wat overbleef te maken had met een gevoeligheid in je brein voor de impact van snelle suikers. Want die is niet voor iedereen hetzelfde. Deze laat zich in gradaties zien. Je zou er een schaal op kunnen toepassen. En ik vind het concept van een schaal interessant en prettig omdat je dan die gevoeligheid niet zwartwit hoeft te maken. Je hoeft niet te zeggen dat je verslaafd bent of niet, want als je je moet identificeren met een verslaving dan krijg je daar een heel pakketje overtuigingen bij die jij associeert met een verslaving. En dat pakketje overtuigingen kan je ondermijnen.
Bij een verslaving denk je al snel aan alcohol of aan heroïne, harddrugs en dan denk je al snel weer aan behandeling en therapie. En dan krijg je daar ook ideeën bij van: daar kom je dus nooit meer van af, of: dat gaat heel lang duren of: daar kun je maar heel moeilijk van af komen als dat al lukt. En ik weet niet of je dat nou helpt.
Het idee van een schaal geeft jou de ruimte om te gaan ontdekken: hoe zit dat bij mij? En wat ik bovendien ontdekte is dat die schaal contextueel afhankelijk is. Er zijn situaties of periodes in je leven waarin je gevoeliger bent, gevoeliger reageert door de context waarin je je bevindt. Op dat deel van jouw brein wat zou genotzucht is.
En om het nu even uit de abstractie te halen zal ik een voorbeeld geven. Jaarlijks gaan er duizenden jongens en meisjes studeren en laten we nu even 100 meisjes nemen die gaan studeren en allemaal bij het studentenkoor gaan. En het studentenkoor heeft een traditie van veel drinken, veel alcohol. Binnen die traditie gaan die 100 meisjes allemaal ineens heel veel alcohol drinken. Veel biertjes, veel wijntjes. Laten we zeggen dat er van die 100, 30 zijn bij wie alcohol een enorme impact heeft. Ze vinden het verschrikkelijk lekker en het smaakt naar meer. En dat maakt dat in de loop van hun studietijd ze steeds meer alcohol beginnen te drinken en ook zoeken naar situaties waarin ze alcohol mogen verwachten. Dus ze spreken graag af met hun vriendinnen op tijdstippen waarvan ze weten: dan komt er wijn bij. Of dan gaan we biertjes drinken en dus wordt het extra gezellig en leuk.
Onbewust neemt het genotzuchtige deel van hun brein steeds meer bezit van hun sociale leven en ze krijgen een flinke hang naar alcohol. Aan het eind van de studietijd, als al die studenten gaan solliciteren en een heel ander werk en leven ritme krijgen en ze misschien ook meer verantwoordelijkheid krijgen, verdwijnt die alcoholcultuur naar de achtergrond.
Alleen bij deze dertig is dat een ding. Is dat een issue. En ze hebben grote moeite om alcohol terug naar de achtergrond te krijgen. Laten we nu zeggen dat er van die 100 meisjes, waarvan er dus 30 grote moeite hebben om alcohol weer naar de achtergrond te krijgen, er ook nog een percentage is, wat weliswaar veel dronk binnen de context van die studiejaren, maar bij wie alcohol moeiteloos naar de achtergrond ging met het veranderen van hun omstandigheden. En dat is die context waar ik het net eerder over had. Dus je leeft niet meer in die roes van lang leve de lol en de wereld een beetje naar je hand zetten omdat je zelf kan bepalen wanneer je een sprintje trekt met je studie-uren. Of je ‘s nachts leert of overdag leert. Nee, je hebt een baan van 9 tot 5 en je leven ziet er anders uit.
En daarmee valt ook eigenlijk de associatie van: we hebben wat te vieren of we vieren onze studententijd, die valt weg. En met het wegvallen van die associatie verdwijnt eigenlijk ook die genotzucht bijna als vanzelf.
Je kan je voorstellen voor die mensen bij wie alcohol helemaal niet op het netvlies zit, die een brein hebben wat helemaal niet zo van alcohol aan gaat, dat naar de achtergrond verdwijnen van die alcohol eigenlijk ongemerkt gebeurt. Maar bij die 30 dus niet. En voor hen is het een gevecht.
Nou, eten kun je eigenlijk hetzelfde zien. Niet iedereen reageert hetzelfde op snelle suikers en met snelle suikers bedoel ik suiker en witmeel, want dat zet zich even snel om tot suiker in je bloed en heeft daarmee eenzelfde effect in je brein.
Als je kijkt naar suiker en je kijkt naar cocaïne en heroïne, dan zie je dat er een overeenkomst bestaat. Cocaïne komt van de coca plant. En als je zou kauwen op een blad van de coca plant, dan voel je misschien een klein beetje verdoving in je wang en je krijgt er een heel klein beetje een lift van. Maar je wordt niet high. En het is niet verslavend. De suikerbiet, je kan bietjes eten, maar daar krijg je zeker geen kick van en het is heel makkelijk om bietjes te laten staan.
Ik heb nog nooit iemand gesproken die zegt ik kan niet van de bieten afblijven…haha
Voor suikerriet geldt hetzelfde. Ik ben ooit als kind in Suriname geweest en ik kreeg daar daadwerkelijk een stuk suikerriet in mijn handen. En ik heb daar op zitten kauwen. Ik vond het helemaal niet lekker. Ik vergelijk het: nu komt er zoiets als zoethout of zo. Het gaat echt zoet smaken. Maar het was eigenlijk helemaal niet zo en ik vond er niks aan. Het was gewoon een stuk hout in mijn mond.
Heroïne komt van de papaverplant en ook van de papaverplant word je niet high en die is niet smakelijk. Alleen op het moment dat je de papaverplant, de cocaplant en de rietsuiker zuivert en je haalt de essentie eruit en je raffineert deze en concentreert deze, dan krijg je een substantie die wel degelijk het genotcentrum in je brein raakt. En dat is hier de nucleus accumbens. En je nucleus accumbens die reageert heel gevoelig op dit geconcentreerde spul. Daar voel je dus een hit bij.
En dat heeft toch tot gevolg dat wat je aan het eten bent, daar op dat moment, naar meer smaakt. Er komt een stortvloed van dopamine bij vrij en dat geeft een kortstondige beleving van genot. Oeh, dit is lekker zeg. En dat heb ik absoluut als kind gevoeld bij zoiets als marsepein. Daar krijg ik een enorme hit van in mijn brein. Ik kon dat natuurlijk niet als zodanig herkennen, behalve dan dat ik het geweldig lekker vond en er altijd graag meer van wilde eten.
Nou, waar zit jij op die schaal? Hoe gevoelig reageert jouw brein op wat je eet? En kan je herkennen dat er misschien periodes in je leven zijn geweest waarin je meer met eten bezig was en soms ook weer minder met eten bezig was?
Die schaal waar ik het hier over heb. Die schaal van genotzucht zoals je die kunt gaan herkennen als je erop gaat letten. Die vertelt jou wat jij mag verwachten als het gaat om het eten van suiker en witmeel. Hoe gevoelig reageert jouw brein erop? Ben je iemand die daar helemaal niets mee heeft, dan zal deze vraag je ook eigenlijk helemaal niks zeggen. Maar ben je iemand die wel degelijk deze genotzucht herkent, dan weet je nu al waar ik het over heb. En dan kan jij je waarschijnlijk ook wel herinneren dat er misschien periodes zijn geweest die in je leven, misschien als je heel erg verliefd was, waarbij die genotzucht, erg naar de achtergrond verdween omdat je al je gelukstofjes tijdelijk uit iets anders haalde.
Die gradatie, die gevoeligheid voor wat je eet, die gaat eigenlijk in gelijke tred op met hoe vaak je het eet. En dan ga ik dadelijk nog iets over zeggen. Maar wat we hier nu met elkaar kunnen zien, is dat je opvoeding niet zozeer bepaalt of je een strijd met eten ontwikkelt als wel jouw gevoeligheid voor snelle suikers.
Want wat gebeurt er als je heel gevoelig bent voor snelle suikers? Dan kun je er lekker door afgeleid raken op momenten dat je graag afleiding wilt. Als ik vroeger mijn huiswerk moest gaan maken en ik zag ertegen op, ik was rekenblind. Voor mij waren mijn bètavakken echt een ellende. Dan ging ik vaak eerst eten en ik had het liefst geloof ik bruine boterhammen met boter en basterdsuiker…hahaha…die ik afwisselend met boterhammen met kaas.
Ik moet er nu niet meer aan denken, maar goed, dat was hoe ik me door mijn bètavakken heen beet. Letterlijk en figuurlijk.
Genotzucht verschilt dus en het is goed om op onderzoek uit te gaan en te gaan onderzoeken: hé in welke gradatie kan ik herkennen dat ik gevoelig ben voor wat ik eet? Ik heb klanten die hebben deze gevoeligheid zowel op voedsel als op alcohol. En ik heb klanten die zeggen: ik heb het gelukkig niet met alcohol.
Ik heb het gelukkig zelf ook niet met alcohol. Maar als ik de gevoeligheid die ik in mijn brein heb voor snelle suikers ook op alcohol had gehad, dan weet ik zeker dat ik een moeder was geweest die ‘s ochtends haar kinderen had uitgezwaaid als ze naar school gingen om daarna de alcohol onder het keukenkastje vandaan te halen. En ik ben blij dat ik die dans heb kunnen ontspringen.
Als je nou kan herkennen dat je erg gevoelig bent. Dat je hoog zit op die gevoeligheidsschaal, wat zijn dan jouw opties?
Je kunt er natuurlijk voor kiezen om een geheelonthouder te worden en te zeggen: als mijn brein zo aangaat van dit soort eten, wat mag ik er dan van verwachten? Blijft het dan niet altijd een gedoe op de een of andere manier om de suiker die ik eet met mate te kunnen eten. Als het gewoon iets is wat in mijn brein zit, als het is hoe ik gebakken ben, hoe ik bedraad ben, waarom spring ik dan door allerlei hoe hoepeltjes en blijf ik tientallen jaren vechten tegen mijn gewicht en vechten tegen eten als ik het oplost door het gewoon helemaal los te laten? Dat is een optie die tot je beschikking staat.
Een andere optie die je hebt is volledig accepteren dat dit is hoe jouw brein functioneert en accepteren dat je gewoon graag snelle suikers eet en dus ook die genotzucht voelt en daaraan toegeeft. En als dat is waar je voor kiest, dan zal je waarschijnlijk ook overgewicht hebben en je zal veel snoepen.
Maar dat mag. Dat is ook een optie, ik vind het belangrijk voor je dat je je daarin door niemand laat vertellen hoe je zou moeten leven, maar dat jij voor jezelf mag beslissen wat jij wil en wat jou blij maakt.
Een derde optie is natuurlijk de optie van beperkt gebruik en dan kies je ervoor om hier je weg in te gaan vinden. Dan wil je gaan ontdekken in welke mate jij suiker kan toelaten in je leven en hoe je het zo in geregeld krijgt dat je er niet te veel moeite voor hoeft te doen om er toch plezier van te kunnen hebben.
Wat je in ieder geval niet wil doen is jezelf vergelijken met iemand die deze genotzucht niet heeft. En ik denk dat dat een hele belangrijke is. Ik heb vroeger jarenlang gekeken naar meisjes om me heen die totaal niet met eten bezig waren, die gewoon ergens een koekje van konden nemen en me dan afgevraagd wat er toch mis was met mij. Dat ik vaak zat te azen op dat koekje wat ze lieten liggen. Sterker nog, ik wilde hun half afgekloven koekje nog wel hebben.
Zo sterk was die genotzucht bij mij aanwezig. En ik schaamde me daarvoor. Ik schaamde me ervoor dat als ik ergens op bezoek was, bijvoorbeeld bij mijn overgrootoma die had zo’n trommeltje met allemaal kleine Marsjes en dingetjes erin, dat als wij daar naartoe gingen, en zij woonde in Wassenaar. Dan reden we naar Wassenaar en die hele weg van Amstelveen naar Wassenaar zat er maar één ding in mijn hoofd en dat was mijn overgrootoma ‘s snoeptrommeltje…hahaha…Ik ging er gewoon heen omdat ik wist: ik krijg daar straks een beloning. Ik krijg daar straks zoetigheid en ik kon niet wachten om die te krijgen.
Er was trouwens nog iets anders, waarvoor ik ook kwam. Er waren nog een paar dingen waar, waarvoor ik ook om. Zij had een kraantje in de wc, wat je billen spoelde. En dat vond ik als kind echt fascinerend. Mijn zusje en ik moesten zo lachen. We willen natuurlijk altijd dat kraantje dan de open zetten en dan zaten we te gieren van de lach op de wc…hahaha…Ik had nog nooit zoiets gehoord. Gewoon hun billenwaskraantje. Oké. Dus dat was ook fantastisch. En het was ook een hele lieve overgrootoma met allemaal leuke mooie sieraden. En daar zaten we ook altijd mee te spelen.
Dus het was niet alleen het snoep, maar in de auto op weg daarnaartoe was het absoluut het snoep. En ik weet zeker dat als ze dat snoep niet had gehad, dat ik heel vaak niet zou zijn meegegaan. Dus als kind wist ik al, althans, toen wist ik het niet, maar nu weet ik als ik daar op terugkijk: ja, dat is altijd al zo geweest. Die gevoeligheid in mijn brein voor snelle suikers, die heeft er altijd gezeten.
En mezelf vergelijken met iemand die deze genotzucht niet heeft, deze gevoeligheid niet heeft, is iets wat ik als tiener deed en waarbij ik me intens schaamde voor mijn waarheid.
En nu heb ik dat helemaal niet meer. Ik ben compleet schaamteloos over deze genotzucht.
Ik denk ook dat het belangrijk is dat je je realiseert dat het hier niet om een morele kwestie gaat. Genotzucht, vraatzucht is één van de zeven hoofdzonden, zoals paus Gregorius de eerste ze heeft opgetekend. En daarmee heeft de kerk van genotzucht een morele kwestie gemaakt. Je bent zondig, je zondigt, je bezondigt je aan één van deze zeven hoofdzonden. En zonden zijn van de moraal. Die gaan over je normen en een zondig mens is iemand die niet leeft volgens de wetten van God. En dat is natuurlijk een pijnlijke gedachte als jij denkt dat je je goddeloos gedraagt en zondige draagt en niet oké bent. Het roept natuurlijk een enorme schaamte op en ik wil je graag helpen om te zien dat in de tijd dat paus Gregorius de Zeven Hoofdzonden optekende, er nog niets bekend was over de neurologie en we duidelijk kunnen zien dat je normen en waarden in een heel ander deel van je brein leven. En dat weten we vandaag de dag gelukkig wel dat je normen en waarden in een heel ander deel van je brein leven dan dat deel wat genotzuchtig gereageerd op snelle suikers.
Heel belangrijk om je dat te realiseren? Dus jouw genotzucht zegt niets over jouw karakter. Over jou als persoon. Het zegt alleen iets over het functioneren van je brein en daarin heb je niets gekozen.
Ik denk dat je hiermee ook ervoor wilt waken om te denken dat je dit issue kan oplossen met wilskracht. Deze gevoeligheid waar je mee behept bent kun je niet oplossen met wilskracht.
Ik dacht vroeger altijd dat ik pas mijn strijd met eten had opgelost als het me lukte om gewoon één of twee koekjes te eten zonder te verlangen naar meer. En dat was natuurlijk een misverstand.
Want ik heb een brein wat heel gevoelig reageert op die snelle suikers en het gaat als een malle dopamine aanmaken en vuren en laat me weten dat ik de jackpot heb geraakt en dat ik nog een keer moet spelen. Nog een keer, nog een keer, nog een keer.
En wat ik zo bijzonder vind ook, van het menselijk lichaam en de complexiteit van onze biochemie is dat het niet zo simpel is als een éen op één voorspelbaarheid. Ik kan soms cheesecake eten zonder dat ik daarvan aangaan. Er zijn koekjes die ik prima kan eten zonder dat ze naar meer smaken.
En waar dat aan ligt ss denk ik de complexiteit van de maaginhoud die je op dat moment hebt; off je een lege maag hebt of niet. Hoe je hormonen op dat moment actief zijn of niet actief zijn, wat er gaande is, wat er gebeurt in je lichaam en de complexiteit van die biochemie die is zo groot.
Wat er ook een rol in speelt is of je stress hebt op dat moment of niet, of je ontspannen bent en welke emoties en stemmingen er actief in je zijn. En omdat ik natuurlijk nooit voor dat ik iets eet precies kan weten hoe mijn hormonen er op dat moment, hoe mijn biochemie er op dat moment uitziet, heb ik het mezelf makkelijk gemaakt in mijn leven door dat koekje wat ik ergens bij de thee serveert krijg gewoon niet te eten, want ik weet niet of ik ervan aan ga of niet.
Ik weet niet of mijn brein of die nucleus accumbens getriggerd wordt en begint te vuren en zegt: doe het nog een keer. Doe het nog een keer…hahaha
Ik weet wel dat ik dat gevoel niet wil riskeren. Ik heb er geen zin in. Voor mij is die onrust van meer meer meer willen als een lastige fruitvlieg die mijn gesprek komt verstoren.
Als jij en ik gezellig in een café zouden zitten en lekker bijkletsen, jij vertelt me al je verhalen, dan wil ik gewoon lekker naar je kunnen luisteren en niet afgeleid worden door de gedachte: ik wil nog een koekje, ik wil nog een koekje, eet zij haar koekje niet. Anders wil ik haar koekje eigenlijk wel. Kom, ik bestel nog een kop thee, want dan krijg ik weer zo’n koekje.
Ik heb het er niet voor over. Ik mag dat koekje wel, maar ik wil dat koekje niet. Precies om deze reden, omdat ik volledig geaccepteerd heb dat mijn brein zo gevoelig reageert op snelle suikers.
Dus vergelijk jezelf niet met mensen die dit helemaal niet hebben. Het is niet knap van die mensen. Ze zijn gewoon anders bedraad. Hun genetisch materiaal ziet er anders uit dan dat van jou. Zie het niet als een morele tekortkoming. Dit heeft helemaal niets te maken met jouw karakter en met je normen en waarden. En verwacht niet dat je dit met wilskracht opgelost krijgt, want je brein trekt zich hierin niks van jouw wilskracht aan. Dat wat geactiveerd is en wat roept om meer, roept gewoon om meer.
En je zal eindeloos terug moeten blijven duwen, maar dat spelletje blijft zich herhalen. Iedere keer dat dit mechanisme geactiveerd is, moet jij weer proberen dat verlangen wat je voelt eronder te houden. En de vraag is natuurlijk of dat voor jou een fijne relatie met eten kan zijn. Een relatie waarin je voortdurend zou tegen je eigen verlangen moet vechten.
Ik denk dat een fantastische relatie met eten, een relatie inhoudt waarin je dit voor jezelf hebt kunnen oplossen. En hoe dat eruit kan zien, dat is de laatste stap in dit proces.
Want wat wil je dan wel? Wat kan je dan wel? En ik denk dat het goed is voor je om hier de balans over op te maken, met daarin een afweging van wat het jou kost en wat het je oplevert om je genotzucht te managen.
Als je moet kiezen tussen geheelonthouding of om grenzeloos gebruik of gematigd gebruik is het natuurlijk heel interessant om daar oordeelvrij naar te kunnen kijken en te gaan onderzoeken wat de kosten en baten van beiden zijn. Daarin zal ik nog een paar dingen voor je aanstippen.
In de eerste plaats is het goed voor je om te weten dat als je dagelijks snelle suikers eet en je eet er veel van, dan zal je brein zich daarop aanpassen. Er komt namelijk zo’n stortvloed aan dopamine vrij in je brein dat het teveel is. En dus zal je brein de receptoren voor je dopamine terugschroeven. Het aantal receptoren dat je hebt wordt teruggeschroefd. Er worden er een aantal gesnoeid en dat betekent dat op het moment dat je geen snelle suikers eet, je een ongemak gaat ervaren. Het is zoals iemand die cocaïne snuift en de dag erna of de dagen erna een soort van kater heeft. Dat komt omdat die al zijn gelukstofjes erdoorheen gejaagd heeft. En het brein is op dat moment uitgeput van die stoffen. En dus voelt de wereld rauw en negatief. En je bent prikkelbaar en wat labiel. De kater van harddrugs die is eigenlijk de tegenhanger van al die fijne chemicaliën die er doorheen gejast zijn, die nu op zijn, waardoor het leven even heel grauw en ruw en ongemakkelijk is. Alcohol kent ook een kater. Na een avond doorzakken en lachen en plezier en een fijne buzz, is er het ongemak van gevoelig zijn voor geluid en licht en hoofdpijn hebben. Alcohol kent echt z’n eigen kater en als je die ooit hebt gehad, dan weet je over welk gevoel ik het nu heb. Snelle suiker kent die ook.
En als je nu nog een eetpatroon hebt waarbij je dagelijks veel suiker eet of witmeel eet en witmeel kan je natuurlijk ook in een hartige vorm eten in vorm van pizza en bagels en crackers. Als je dat veel eet, dan gebeuren er twee dingen. Je dopamine receptoren worden teruggeschroefd, waardoor je er zonder dat eten weinig aan vindt. Je voelt je wat somber. Je voelt je wat rauw. Je bent wat prikkelbaar, wat labiel en je verlangt naar iets wat jou wat jou weer optilt. Je verlangt naar iets wat jou oppept waardoor je je weer oké voelt
En dat betekent dat je als het ware juist door het gebruik van die snelle suikers weer naar je normale dopaminelevel terug kan en je dan gewoon oké voelt. Dus je hebt geen suikerpiek, maar je hebt juist al die snelle suikers nodig om op een level van op het niveau van normaal te zitten.
Op het moment dat je het gebruik van dit soort voedsel flink terugschroeft, kunnen die dopamine receptoren regenereren. Ze groeien weer aan en dat betekent dat je dan van puur en onbewerkt eten weer opnieuw een respons hebt in je brein die je als heel prettig ervaart. Kortom, er gebeurt iets in jouw biochemie door het gebruik van veel snelle suikers en je kan dus je zonder die snelle suikers je niet lekker voelen.
Daarbij is het zo dat je smaakpapillen zich ook aanpassen.
Op het moment dat je wilt ontwennen van suiker is het meest zoete wat je kan eten waar geen suiker aan is toegevoegd, zoiets als een bosbes, maar een bosbes smaakt dan heel vlak voor je. Je vindt er geen bal aan.
En op het moment dat je die snelle suikers terugschroeft en alleen puur en onbewerkt gaat eten, ja, dan is zoiets als een schijfje van een meloen zo lekker zo zoet, zo sappig, fantastisch.
Of de explosie in je mond van een rijpe, sappige perzik is ook een fantastische ervaring als je dat fluwelen schildje met je tong en je tanden eraf schraapt. En je komt bij dat zachte, sappige honing zoete vruchtvlees. Dan weet je niet wat je overkomt. En dat kan je alleen zo ervaren als je smaakpapillen zijn aangepast op puur en onbewerkt eten.
En daarmee wil ik alleen tegen je zeggen dat je de ervaring van een stuk chocola of ijs of iets wat heel erg zoet is, diezelfde intensiteit kun je beleven bij puur en onbewerkt eten. Alleen niet als je vaak dat geconcentreerde voedsel consumeert, want dan smaakt dat pure, onbewerkte eten niet zo fantastisch.
Dus in het maken van je afweging van wat je hiermee wilt, zijn dit een paar factoren voor je om af te wegen. Hoe zit het met je suikerkater? Is dat wat je wil voelen? Als je hier veel last van hebt, dan is het overwegen waard om je gebruik van snelle suikers flink terug te gaan schroeven omdat je daar zoveel optimisme en balans voor terugkrijgt.
Ik dacht vroeger dat ik vaak een suikerkater had, omdat ik zo baalde van wat ik had gegeten. Ik dacht dat ik een emotionele kater had van mijn suiker gebruik en ik dacht dat de somberheid die ik voelde, dat donkere sombere gevoel. Ik dacht dat dat was in reactie op mijn spijt, schuld en schaamte over mijn eetbui. Maar toen ik verder was in het proces van het oplossen van mijn strijd met eten en die schaamte en die spijt en die schuld niet meer voelde. Maar echt helemaal oké was met wat er was gebeurd met de keuze die ik had gemaakt, toen merkte ik dat ik nog steeds die somberheid voelde. Een sloomheid in mijn lichaam, een somberheid in mijn gemoed. Er was geen sprankeling, geen creativiteit, geen zin in de dag. En ik ontdekte dat dat gewoon pure biochemie was. Het was letterlijk en figuurlijk een suikerkater.
En dat is een belangrijke ontdekking geweest in het oplossen van een strijd met eten. Want welke plek wil je suiker geven als je merkt dat het dus wel degelijk een flinke impact heeft op je gemoed?
Het omgaan met suiker, dat is het laatste punt wat ik erover zal maken voor je. Het gemak wat je hebt om suiker te eten en het ook weer los te kunnen laten, gaat recht evenredig op met de mate waarin je het gebruikt.
Gebruik je veel suiker, zal je ook veel genotzucht voelen als je er gevoelig voor bent, laat dat even heel duidelijk zijn. Als je dus kan herkennen dat jij inderdaad hoog op die schaal zit en gevoelig bent voor snelle suikers. Als je ze vaak eet zal je er vaak naar verlangen en het lastig vinden en moeilijk vinden om het niet te kopen als je door de supermarkt loopt.
Eet je het zo nu en dan, dan zal je ook alleen recht evenredig aan zo nu en dan, je moeten inspannen om het voor jezelf te managen. En dat vind ik een hele interessante in mijn programma.
In de Etenslessen begeleid ik je en geef ik je de tools om te gaan onderzoeken hoe jouw fantastische relatie met eten er voor jou uitziet. Welk ontwerp bij jou past en voor jou werkt. En natuurlijk nemen we daarin mee welke sociaal emotionele waarde eten voor je heeft en dus ook suiker. Maar we kijken ook naar die biochemische stuk.
En in de afweging die jij maakt, in het ontwerpen van jouw fantastische relatie met eten, begeleid ik je in het maken van je keuzes als het gaat om dit suikervraagstuk.
Maar hier voor jou, nu in deze aflevering, wilde ik je in ieder geval meenemen in een aantal ideeën over suiker, wat het met je doet. Het biochemische stuk wat je daarmee kunt en het uit elkaar halen van je persoonlijkheid, je aard, je karakter, je mores, je zondigheid en gewoon de gevoeligheid in jouw brein voor snelle suikers. En ik denk dat je daarmee veel schuld en schaamte bij jezelf weg kan halen en een meer weloverwogen en liefdevolle keuze in het gebruik van suiker en het creëren van jouw fantastische relatie met eten. Ik ben er volgende week weer. Tot dan.